Naast tulpen werden en worden hier in deze polder vele andere producten geteeld zoals potplanten, zomerbloemen en chrysanten. Chrysanten groeien uit kleine stekjes die in eerste instantie door de kwekers zelf gemaakt werden. Naarmate de vraag naar chrysanten toenam, specialiseerden steeds meer bedrijven zich in het vermeerden van chrysantenstekken, net zoals indertijd de inmakerijen ontstonden. In hoogtijdagen waren hier twaalf stekbedrijven gevestigd. Inmiddels zijn de meeste bedrijven gefuseerd en/of internationaal gegaan.

De tuinbouw in deze polder is veelzijdig en groot geworden door de ontwikkeling van kennis en de ontwikkeling van de productiemiddelen, zoals kassen.

Kennis en onderwijs

De teeltkennis werd van generatie op generatie mondeling overgedragen, maar informatie over nieuwe teelttechnieken of nieuwe soorten producten werd de tuinders lange tijd aangereikt door de kerk. De kerk nam tot midden jaren dertig in de vorige eeuw een centrale plaats in het dorpse leven in. De pastoor had zitting in de verenigingsbesturen, bepaalde wat sociaal gewenst gedrag was en adviseerde mensen over hoe ze hun leven, zowel privé als werkend, het beste konden invullen. Voor de meeste dorpelingen was de pastoor een man van aanzien; een notabele. Mede omdat hij gedurende zijn opleiding in verschillende parochies werkzaam was geweest en contacten had met het bisdom en andere pastoors. Zijn blikveld – zo dacht men – was groter dan alleen het dorp Roelofarendsveen. En zo kwam het dat de innovatie in de tuinbouw in die tijd voor deels afhankelijk was van wat de pastoor aan slimmigheden elders had gezien.

Rond 1890 – 1900 kwam het tuinbouwonderwijs op gang: er werden tuinbouwscholen opgericht. De meeste kwekerszonen uit Roelofarendsveen gaan echter tot omstreeks 1950 na de lagere school direct aan het werk bij hun vader. Sommigen volgden avondonderwijs in Aalsmeer. Pas de generatie daaropvolgend volgt tuinbouwdagonderwijs.

Kassen

Al in 1900 maakten tuinders in deze polder gebruik van platglas; broeibakken met daarop glazen ramen (eenruiters of Lentse ramen). Het glas liet wel zonlicht door, maar beschermde de gewassen tegen te koude temperaturen en (te veel) neerslag en wind. Dat kwam de oogstopbrengst ten goede. Tussen 1926 en 1932 werden hier en daar in de polder kassen gebouwd. Dit was alleen weggelegd voor kwekers die met hun bedrijf direct aan de weg gelegen waren (Noord- en Zuideinde). Door het ontbreken van een ontsluitingsweg duurde het tot 1960 (ruilverkaveling) voordat er op grote schaal kassen gebouwd werden in deze polder.

 


De Tulpenroute in Roelofarendsveen wordt mogelijk gemaakt door lokale ondernemers. Dit verhaal wordt u aangeboden door: Straathof Plants.