Van oudsher bestond er in Roelofarendsveen een Heilige Geest-armbestuur dat als taak had om zowel rooms-katholiek als hervormde armen te bedelen. Dit bestuur bestond uit drie leden waarvan er jaarlijks één moest aftreden. Zij werden door de heer van Alkemade aangesteld. In 1852 werd het bestuur door een fusie met de rooms-katholieke armen van Oude en Nieuwe Wetering opgeheven. De bijdragen voor de armen van het dorp werden bij elkaar gebracht door liefdadigheid en door ‘belastingen in natura’.
In de poel het Armewater lag vroeger een groot stuk land dat eigendom was van de ‘armen van Roelofarendsveen’. De tuinders die afhankelijk waren van liefdadigheidsbijdragen mochten gebruikmaken van dit stuk land. Geld voor onderhoud van de oevers hadden ze niet. Om de akkers vruchtbaar te houden en op te hogen, baggerden kwekers grond op uit het Braassermeer. Als het te hard waaide of regende naar hun zin, weken ze hiervoor uit naar de poelen in de polder. Door dit ‘polderbaggeren’ kwam het water in beweging en brokkelden de oevers van het Armeland langzaam af. Het Armeland werd zo Armewater.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het laatste overblijfsel van het Armeland door tuinders en bewoners van de polder gebruikt om afval te lozen. Dit was een doorn in het oog van kweker Kees de Jong. Hij kocht het eiland in het Armewater op van de gemeente en richtte het ecologisch en in samenhang met de omgeving in. Door het opknappen en het beheren van het eiland verbeterde het aanzien van de polder en de publieke opinie ten aanzien van de lokale tuinbouw.
De Tulpenroute in Roelofarendsveen wordt mogelijk gemaakt door lokale ondernemers. Dit verhaal wordt u aangeboden door: Verdel ICT & Media.