In de polders van gemeente Kaag en Braassem …

 

We schrijven het jaar 1881. Groentekweker Toon Wesselman staart mismoedig over zijn Veenakkers. ‘Dik water’ mompelt hij zachtjes voor zich uit. ‘Welke bloemen zouden in hemelsnaam goed groeien in deze sompige veengrond, of zoals buurman Spruit altijd zegt in dik water?’ Hoewel de avond al valt, denkt Toon er niet over om naar huis te gaan, daar is hij veel te onrustig voor. Sinds de productie van groentekwekers in het Westland een enorme vlucht heeft genomen, ziet Toon zijn toch al niet zo hoge inkomen iedere maand achteruit hollen. Er is veel meer aanbod dan vraag en het is zeg maar gerust, armoe troef bij hem thuis.

Toon maakt zich zorgen, hij ziet geen licht meer in de tunnel. Die Westlanders kunnen op hun grote rechte stukken akkers nu eenmaal sneller en meer groenten telen dan Toon die iedere dag minimaal twee uur kwijt is met het heen en weer varen tussen zijn vier kleine teeltakkertjes. Voor een Westlandse kweker is vijf cent voor een groffie genoeg, Toon komt er twee cent te kort aan. Toons besluit staat daarom vast. Hij stapt over op de bloementeelt. Hoewel het voelt als een noodgreep, een grote stap in het ongewisse, weet Toon dat hij niet veel andere opties heeft. God zegene de greep, mompelt hij. Maar welke bloemen zouden nou toch goed gedijen in dik water?

Plotseling schrikt Toon op uit zijn sombere overpeinzingen. Zijn aandacht wordt getrokken door een rimpeling in het slootwater, die vergezeld gaat door een reeks luchtbelletjes. Toon tuurt naar de sloot en kukelt er van verbazing bijna in. Met ogen op steeltjes staart hij naar het water waar onder de wateroppervlakte langzamerhand een gedaante zichtbaar wordt met een kroontje van bloemen op het hoofd. Is het een vrouw, een dier of engelachtig wezen? Zoiets of iemand heeft Toon nog nooit gezien. Droomt hij of is dit echt? Hij huivert als het wezen dichterbij komt en geruisloos uit het water rijst. Toon kijkt angstig om zich heen en maakt aanstalten om weg te rennen. Zijn beweging bevriest als een zachte stem hem toefluistert: Kies voor tulpen, tulpen, tulpen. Ik zegen jouw dik water, ik straal de tulpenbollen in en begeleid ze op afstand liefdevol tot volle wasdom. Altijd, seizoen na seizoen, zolang jij je eerstelingen maar met mij deelt. Dat beloof ik je…

De rest is geschiedenis. Heden ten dagen wordt in de gemeente Kaag en Braassem 20% van de Nederlandse tulpen geproduceerd. Tulpen gedijen meer dan goed in dik water.

Op de eerste dag van een nieuw tulpenseizoen worden in de Veender- en Lijkerpolder nog steeds kwekers gesignaleerd die hun eerste tulpenbloemen met een groots gebaar offeren aan dik water én aan de Veenmeermin. Net na het vallen van de avond, geborgen in de schemer, alleen, precies zoals Toon Wesselman dat in het jaar 1882 het voor het eerst deed.

Er is slechts één jaar geweest, waarin tulpenkwekers afweken van dit geheime ritueel. In het jaar 2020, toen corona de afzet van bloemen in een ijzeren greep hield, dreven er ook midden in het seizoen opvallend veel tulpen in de poldersloten. Als een stille getuige van een roep om steun: ‘Wijs ons andermaal de juiste weg, lieve Veenmeermin’ prevelde menig tulpenkweker voor zich uit starend over dik water.

Mede mogelijk gemaakt door Kaag en Braassem Promotie en door de Cofinancieringsregeling Rijn- en Veenstreek en de provincie Zuid-Holland. Concept en fotografie: Windkracht-10.nl Erma Rotteveel.  Tekstconcept: Annemieke de Man